Criteria voor primaire preventie

CRITERIA VOOR GROOTSCHEEPSE BEVOLKINGSONDERZOEKEN

In opdracht van de WGO stelden de 2 epidemiologen Wilson en Jungner tien punten op waaraan vroegtijdige bevolkingsonderzoeken moeten voldoen om grootscheepse bevolkingsonderzoeken de moeite waard te maken.

 

1. RELEVANT

De op te sporen ziekte moet tot de belangrijke gezondheidsproblemen behoren. Het is duidelijk dat grootscheepse bevolkingsonderzoeken niet de meest aangewezen manier zijn om zeldzame ziekten op te sporen. De kosten en de baten staan dan niet met elkaar in verhouding.

 

2. BEHANDELBAAR

De ziekte moet behandelbaar zijn met een algemeen aanvaarde behandelingsmethode, die in staat moet zijn om de prognose van de ziekte te verbeteren.

 

3. VOORZIENINGEN

Er moeten voldoende voorzieningen voorhanden zijn om de diagnose en de therapie uit te voeren die bij de op te sporen ziekte passen.

 

4. HERKENBAAR

Er moet een herkenbaar latent stadium bestaan, wil opsporing de moeite lonen (zo bezit leukemie geen herkenbaar latent stadium).

 

5. NATUURLIJK VERLOOP

Het natuurlijk verloop van de op te sporen ziekte moet bekend zijn.

Wanneer men bij de vroegtijdige opsporing van baarmoederhalskanker een carcinoma in situ op het spoor komt, wordt dit bijna steeds behandeld. Nochtans blijkt deze toestand zeer vaak spontaan te genezen.

 

6. WIE IS ZIEK?

Er moet overeenstemming bestaan over wie als ziek moet beschouwd worden, cfr. bv. de evaluatie van de risicofactoren voor hart- en vaatziekten.

 

7. MEN MOET OVER EEN BRUIKBARE OPSPORINGSMETHODE BESCHIKKEN

 

8. DE OPSPORINGSMETHODE MOET VOOR DE BEVOLKING AANVAARDBAAR ZIJN.

 

9. DE KOST-BENEFIT VERHOUDING MOET EVENWICHTIG BLIJVEN

 

10. CONTINUÏTEIT

Regelmatige opsporing is beter dan een éénmalige inspanning. Elke ziekte heeft haar eigen tempo (bv. hypertensie).